(toespraak bij de voorstelling van de Stadskroniek over 150 jaar trams in Antwerpen, Vlaams Tram- en Autobusmuseum)
Goedenavond iedereen, goedenavond vrienden van de tram,
Ik begin graag met de gastheren voor vanavond te bedanken; de vrijwilligers van het Vlaams Tram en Autobusmuseum.
Ik draag dit museum een warm hart toe, zoals ik ook de Strangers een warm hart toe draag, zoals ik ook vind dat Radio Minerva deel uitmaakt van ons erfgoed en de Antwerpse Handjes, het Bolleke, de Sinksenfoor, Elixir d’ Anvers…
En zo is de toon meteen gezet voor vanavond, passend in dit decor: nostalgie troef.
Ook al vloeken we er wel eens op als hij weer eens te laat is, of erger nog: niet komt opduiken, de Antwerpenaar zou den tram niet kunnen missen.
Dat is overigens een bijzondere eigenschap van de tram. Als hij komt aanrijden, kan je hem missen. Als hij niet komt opdagen, mis je hem nog meer.
Als schepen voor mobiliteit, en als voorzitter van de Vervoerregio, heb ik weinig tijd om stil te staan bij de poëzie van de tram.
Als ik met De Lijn samen zit, dan gaat het over de meest efficiënte inzet van mensen en middelen. Daar komt niet veel poëzie aan te pas.
Dat gaat meer over cijfertjes dan over letters.
Vanavond gaat het over de letters: een Stadskroniek over 150 jaar Stadstram.
Niemand van ons die kan zeggen dat hij of zij die hele periode kan overzien, maar dankzij het werk van de auteurs kunnen we nu ook reizen in de tijd, 150 jaar zelfs.
Dames en heren,
Veel zaken zijn veranderd in die 150 jaar. Functies kregen andere benamingen. Tramlijnen andere bestemmingen. Voertuigen een ander uitzicht, aangedreven door andere energiebronnen.
Maar wat aan de basis niet veranderd is, is dat de tram elke dag een belangrijke rol speelt in het leven van duizenden Sinjoren. Op weg naar een geliefde. Naar een examen. Naar een kappersafspraak. Naar het museum, naar het restaurant, naar de cinema.
De tram als rode draad door de geschiedenis van de laatste anderhalve eeuw Antwerpen. Trams die veel gezien hebben, veel meegemaakt. Stakingen. Optochten. Huwelijken. Begrafenissen. Twee oorlogen. Veel vreugde en veel verdriet. Altijd waren ze erbij.
De tramsporen schrijven mee het verhaal van onze geliefde stad.
Het is goed dat dit gedocumenteerd wordt in deze Stadskroniek.
Ere wie ere toekomt:
dank aan het museum, het VlaTAM, en aan de vzw META (MobiliteitsErfgoed Tram en Autobus). Het boek is hun co-creatie.
dank aan iedereen die getuigenissen deelde in het boek.
Bijzondere dank aan Bob Morren en Willem Maes, de twee hoofdauteurs.
En daar mag gerust een applausje bij!